De belastingdienst heeft over de jaren 2009 tot en met 2011 de examenaanvragen van autorijscholen bij het CBR vergeleken met de aangegeven omzetten van deze autorijscholen. In het geval dat de belastingdienst concludeert dat het aantal aangevraagde rijexamens niet in overeenstemming is met het aantal lessen dat daarbij normaal gesproken wordt gevolgd, kan er een boekenonderzoek en omzetcorrectie volgen, omdat de belastingdienst er in deze gevallen vanuit gaat dat een rijschoolhouder een deel van de lesgelden niet heeft aangegeven.
Kan de belastingdienst dat zomaar stellen? Wie moet eigenlijk wat bewijzen?
Als uitgangspunt geldt dat als het gaat om bijtellingen zoals in dit geval de bijtelling van omzet. De belastingdienst moet bewijzen dat de rijschoolhouder meer omzet heeft gehad dan aangegeven.
In het belastingrecht kan het bewijs worden geleverd aan de hand van vermoedens of het aannemelijk maken van gegevens. De omstandigheid dat er meer examen aanvragen zijn gedaan dan aan omzet uit lessen is verantwoord, rechtvaardigt in dit geval het vermoeden dat er door de rijschoolhouders te weinig belasting is aangegeven en betaald. Indien dit vermoeden niet wordt weersproken wordt aangenomen dat het vermoeden juist is. Het bewijs is dan geleverd.
De bewijslast verschuift dan naar de autorijschoolhouder. De rijschoolhouder moet dan een verklaring geven waarom er verhoudingsgewijs minder lesgelden zijn ontvangen. Er zal een reden voor moeten zijn, zoals bijvoorbeeld leerlingen die overgenomen zijn van een failliete rijschoolhouder en deze leerlingen waren al vergevorderd met de lessen. Het kan ook zijn dat zijn bedrijf van het gemiddelde afwijkt zonder dat hier een verklaring voor is, dat de zogenaamde branchecijfers van de belastingdienst onjuist zijn (komt meer dan eens voor) of dat het bedrijf niet vergelijkbaar is met de vergelijkingscijfers van de belastingdienst. Correcties worden tenslotte vele jaren na het opstellen van de aangiften naar voren gebracht.
Indien de vermoedens van de belastingdienst worden weersproken kunnen omzetcorrecties slechts bewezen worden geacht indien de bewijslast omgekeerd en verzwaard wordt. De belastingdienst mag de correctie dan schatten. Meestal gebeurt dit indien de vereiste aangifte niet is gedaan of indien de administratie ernstige gebreken vertoont. De belastingdienst beoordeelt het netto-privé, past de chikwadraattoets toe, beoordeelt indien van toepassing de bestanden van kasregisters, beoordeelt de winstmarges, controleert de kas, o.a. op negatieve kassen, beoordeelt de kilometers met branchegegevens en past andere cijfervergelijkingen toe en controleert de rest van de administraties op andere gebreken.
Bij twee ernstige gebreken verschuift meestal de bewijslast van de belastingdienst naar belastingplichtige. Vervolgens dient te worden aangetoond dat de schatting va de belastingdienst onjuist is. Een zeer zware opgave.
Vooral bij bedrijven met veel kasmutaties zijn twee gebreken snel te vinden. De belastingdienst heeft ingezet op extra controlecapaciteit bij autorijscholen.
Mijn ervaring is echter dat de belastingdienst regelmatig (ernstige) fouten maakt tijdens het boekenonderzoek. Dit geldt ook voor onderzoeken van de FIOD. Fouten die kunnen leiden tot verwerping van de administratie. Het rapport van bevindingen van de belastingdienst dient dan ook goed beoordeeld te worden. Indien de vermeende gebreken niet gemotiveerd worden weersproken, is een procedure zo goed als kansloos.
De conclusie is dan ook dat de belastingdienst niet zo maar met behulp van vermoedens of vergelijkingscijfers correcties kan toepassen. De vermoedens/aannames dienen dan ook, het liefst gemotiveerd, weersproken te worden. Met behulp van omkering van de bewijslast kan de belastingdienst de correctie schatten. Er dienen wel minimaal twee ernstige gebreken te zijn geconstateerd. Een vermoeden van de belastingdienst hoeft niet te leiden tot grote correcties. Deskundige hulp is in deze situatie echter wel noodzakelijk.